Je ouderwetse rare mensenbrein is continu bezig met het detecteren van gevaar en het zoeken naar genot. Je wil overleven. Daardoor heb je allemaal emoties.
Emoties zijn feedbackmechanismen die ons vertellen of iets waarschijnlijk goed of waarschijnlijk slecht is. Ze helpen je te leren, waarschuwen je en sturen je. Allemaal om te overleven en voort te planten. Want dat willen we. Allemaal.
Ons brein kent geen onderscheid tussen werkelijkheid en fictie. Je brein neemt alles aan als waarheid. Dat is best vervelend als datzelfde brein zich richt op leven en overleven en continu bezig is met het spotten van gevaar. Zeker als dat brein langzamer evolueert dan de wereld om ons heen.
Het meeste gevaar dat we zien is er dan ook niet. In zoverre, het is niet levensbedreigend. Het voelt misschien niet helemaal lekker, het is spannend en je gaat er van zweten, maar dat is het dan ook wel.
Er zijn twee universele angsten van de mens. De angst om te falen en de angst om er niet bij te horen. Iedereen heeft hier in meer of mindere mate last van.
Angst om te falen
De eerste herinneringen zijn meestal die van angst of bedreiging. Deze worden extra goed opgeslagen, met een extra label van de amygdala. Evolutionair handig, want deze situatie wil je niet meer, dus dat moet je goed onthouden. Je wil overleven, daarom is het handig als je niet twee keer dezelfde fout maakt. Falen kan levensbedreigend zijn. Je onthoudt je mislukkingen beter dan je successen. Om je successen in herinnering te roepen, je positieve ervaringen, te weten hoe je dat toen ook alweer deed, te weten wat werkt, moet je extra je best doen. Van nature denk je alleen aan de keren dat het mis ging. Dat is niet goed voor je zelfvertrouwen. Dat motiveert niet om het nog een keer te doen. Het goede doen is moeilijker dan het verkeerde.
Van nature zien we negatieve dingen eerder dan positieve dingen. Dit heet de negativity bias. Duizenden jaren geleden moesten de Neanderthalers snel zien of eten giftig was, of een dier een roofdier was. Ons instinct stelt direct de vraag: vechten of vluchten?
Angst om er niet bij te horen
Om te kunnen overleven hebben we andere mensen nodig. In vergelijking met andere dieren hebben wij ontzettend veel verzorging nodig vanaf onze geboorte. Het mensenbrein is ook nog lang niet af als we geboren worden. We blijven onvoorstelbaar lang onder de vleugels van onze ouders, zijn de eerste jaren van ons leven volledig afhankelijk. Vergelijk dat eens met andere dieren. De giraffe of het paard dat meteen opstaat nadat het uit zijn moeder gevallen (gevallen!) is. Als we ziek worden hebben we meteen verzorging nodig.
Ook als volwassenen werken we continu samen met anderen om dingen te kunnen bereiken. We zijn sociale wezens. Daarom vinden we het zo belangrijk wat anderen van ons vinden. We willen aardig gevonden worden en we willen er bij horen.
Ook in onze levensvoorziening hebben we continu andere mensen nodig. Een echt kluizenaarsbestaan is bijna onmogelijk. Ons brein is hier helemaal niet op ingesteld. Van eenzaamheid en stilte word je onrustig en uiteindelijk zelfs gek. En in welk beroep heb je niet continu met andere mensen (collega’s, managers, leveranciers, partners, klanten) te maken?
Niet voor niets is de isoleercel de zwaarste straf.
Sociale afwijzing of isolatie doet het hele brein op tilt slaan. Alleen achterblijven is gevaar. Dan komen de roofdieren. En wat als je struikelt? Iemand die je niet aardig vindt wordt meteen vertaald naar een zekere dood. Daarom is de isoleercel ook de ergste straf die in Nederland toegekend kan worden. Voor psychiatrische patiënten heeft de isoleercel helemaal een explosief effect.
Er zijn verschillende experimenten gedaan om erachter te komen wat er gebeurt als je een groep mensen loslaat in de wildernis. Ze zullen toch wel elkaar het leven zuur maken? Er zullen gevechten ontstaan om de leiding. Er zal gestolen worden, geroofd en wie weet wat nog meer.
Ondanks alle hoop op sensatie en een smeuïg verhaal eindigde het Robbers Cave experiment in 1954 heel anders. De groep kinderen in Oklahoma werd in tweeën gesplitst. En ondanks allerlei pogingen van de onderzoeksleider om vijandigheid te creëren, bleven de kinderen samenwerken. De mens is van nature goed. Dat moeten we zijn. Om te overleven.
Efficiënte, maar ook effectieve communicatie is dan ook essentieel. We moeten op de juiste manier met anderen om kunnen gaan. We hebben ‘Theory of mind’: we kunnen bedenken wat iemand voelt of denkt op basis van gezichtsuitdrukkingen. Je zoogdierenbrein interpreteert de impulsen. De amygdala doet ook zijn werk. Die schat de sociale betekenis van gezichtsexpressies in en de juistheid van de reactie daarop. De hypothalamus is betrokken bij plezier in sociaal gedrag. Een heel handig systeem om mee te kunnen doen in een groep. Het nadeel is wel dat je amygdala nogal een schreeuwer is. Doordat het continu allerlei alarmbellen af laat gaan voor dreigend onheil wordt je communicatie er niet effectiever van. Zowel voor, tijdens als na je reactie. Hoe komt je boodschap over? Klopt het allemaal wel wat je zegt? Wat gaat er nu gebeuren? Hoe wordt er gereageerd?
Want in onze moderne wereld is een van de grootste gevaren wat andere mensen van ons vinden.
Mensen zijn voortdurend bezig met de vraag welke plek ze in de rangorde bezetten. Dit zorgt er voor dat we mensen die ogenschijnlijk meer geld hebben ook rijker inschatten. Van mensen met een dik horloge, een bepaald logootje op de borst of in de grill wordt gedacht dat zij rijker en daarmee succesvoller zijn. En omdat wij ook zo willen overkomen worden ook wij verleid tot het doen van statusaankopen, zelfs als onze portemonnee dit niet toestaat. Zo belangrijk vinden we het wat de buurman vindt van wat er op de oprit staat.
Dit is nog een overblijfsel van toen het belangrijkste lid van de groep als eerste uit de pot mocht eten. Nu leidt dit tot geldzorgen en direct of indirect tot overgewicht.
Geen geld maakt ongelukkig, heb ik uitgelegd in mijn blog over de vraag of geld gelukkig maakt. Sterker nog, mensen met zorgen blijken er allerlei problemen bij te krijgen. Door de geldzorgen blijft er onvoldoende ‘denkruimte’ over om helder na te denken. Er zijn onderzoeken bekend waarin mensen op een IQ-test lager scoorden toen ze geldzorgen hadden dan toen dat niet het geval was. Ook de zelfbeheersing daalt. Het risico op overgewicht stijgt al omdat ongezond voedsel goedkoper is dan gezond eten, maar dit risico wordt nog eens versterkt door de gedaalde zelfbeheersing. En dit komt het zelfbeeld weer niet ten goede, dat al een deuk had door de geldzorgen en het idee niet in staat te zijn voor voldoende geld te kunnen zorgen. Ook ontstaat er een verhoogd risico op verslavingen, wat de portemonnee op haar beurt weer geen goed doet. Mensen die meer gericht zijn op status en rijkdom zullen in de regel daarom minder gelukkig zijn.
Ondertussen hebben we er op ons sterfbed vooral spijt van dat we niet het lef hebben gehad om meer onszelf te zijn en minder te leven zoals anderen van ons verwachtten.
Rare angsthazen.
Groeten,
Frank
Deze post (of een bewerking daarvan) is onderdeel van mijn boek ‘En nu echt!’. Klik hier voor meer info.